Het snoeien van druiven heeft twee doelen:
- Het vormen van een gestel (vooral de eerste jaren)
- De vorming van nieuwe scheuten in het voorjaar
Voordat de struik drie tot vier jaar is, hoeft je eigenlijk nog niet te snoeien. Zoek op die leeftijd een aantal mooie, lange takken. Bij voorkeur takken met veel zijtakken. Die zet vast langs een pergola, aan een muur of waar je de druif ook langs wilt laten groeien. Het is belangrijk dat die takken veel licht en warmte krijgen, dus echt het liefst tegen een warme, zuidelijk gelegen muur. De takken die je niet hebt vastgezet, snoei je helemaal weg. De vastgezette takken zullen het gestel vormen van de druif. Daarom noemen we ze gesteltakken (of hoofdranken). Knip hierna alle zijtakken van de gesteltakken op circa tien centimeter af. We raden je aan dit ieder jaar bij de wintersnoei te herhalen. De gesteltakken blijven zo jarenlang druiventrossen produceren. Het wordt wel aanbevolen om, als de druif ouder wordt, van tijd tot tijd een jonge tak aan te binden. Daar maak je dan een nieuwe gesteltak van. Je kan ook een oude gesteltak wegsnoeien. Hiermee verjong je de druif. Bij het vormen van een gesteltak snoei je het eerste jaar alle trossen van de tak weg. Ook als we een gesteltak langer willen laten groeien, snoeien we bij het nieuwe stuk eerst nog alle trossen weg. Een druif moet je meerdere keren per jaar snoeien.
Snoei periodes:
1. Voorjaarssnoei
In april barsten de knoppen van de druif in één keer open. Niet alle knoppen mogen uitlopen tot takken: dan wordt de plant een wirwar en groeit hij niet in de gewenste vorm. Snoei gerust alle slappe en dunne scheuten weg, zodat de krachtigste nieuwe scheut overblijft - dat mag er maar één zijn. Aan die scheut ontstaan de bloemen en later de druiventros.
2. Zomersnoei
Natuurlijk wil je dat de druiven op hun best rijpen en niet worden besmet met een schimmelziekte (witziekte). Dit kan je in de hand houden door de druif een zomersnoei te geven. Zo hou je de druif compact, verbeter je de lichtinval en geef je de trossen de ruimte om zich optimaal te ontwikkelen. Een kleine inspanning in de heerlijke buitenlucht, die wordt beloond met grote sappige druiven!
3. Wintersnoei
Zodra de rustperiode van de druivelaar aanvangt, kan je starten met de onderhoudssnoei. Wintersnoei, een andere benaming hiervoor, is niet alleen essentieel voor het vormgeven (vormsnoei). We snoeien namelijk ook ten bate van een weelderige oogst (vruchthoutsnoei). We maken onderscheid tussen druiven die in een kas/serre staan en deze die buiten groeien. Als jouw druivenplant buiten staat, kan je beter nog een maandje wachten met snoeien. Zolang de plant nog blad heeft, is snoeien af te raden. Grote kans dat de druif dan gaat 'bloeden'. En een te vroege snoei geeft een voortijdig uitlopen van de knoppen. Een behoorlijke nachtvorst kunnen daarbij fataal zijn voor de jonge scheuten! Voor de wintersnoei van druiven zijn november en december zijn de beste maanden. Bij strenge vorst mag niet worden gesnoeid. In het vroege voorjaar komt de sapstroom van de druif weer op gang en zal de ‘struik' gaan ‘bloeden' bij het snoeien. Een druif zal daar slechts zelden nadeel van ondervinden en kan daarom, als je het in november/december vergeten bent, zelfs tot in maart worden gesnoeid.
Snoeiwijze
Ranken in ontwikkeling snoei je in op twee bladeren voorbij de tros. Een rank kan meerder trossen dragen. Om grote druiven te krijgen kan je het beste 1 tros per rank aanhouden. De tros die het dichtst bij de geseltak hangt, laat je dan met rust. Ranken zonder trossen kan je tot veertig centimeter insnoeien.
Nu ontstaan er uit de okselscheuten van de twee bovenste bladeren nieuwe scheuten. Snoei deze vervolgens op één blad in. Behalve een verlenging van een nog jonge geseltak. Die niet! Dit proces herhaalt zich. Er zullen opnieuw nieuwe scheuten uit de oksels van de twee bladeren komen. Steeds kort je deze weer in tot op het eerste blad. Haal wat (niet teveel!) blad rond de trossen weg, om ze meer zon te geven. In Noordelijkere gebieden is namelijk meer blad nodig om de druif goed rijp te laten worden.
Om de groei en bloei onder controle te houden, pas je om de week á veertien dagen een zomersnoei toe. Zo bevorder je de oogst.
Vormsnoei van druiven
Bij de vormsnoei van druiven zien we meerdere mogelijkheden. De twee meest populaire zijn de Stiftsnoei en de Guyotsnoei. De laatstgenoemde is tevens de meest toegepaste manier van leiden.
-
Stiftsnoei van druiven
Bij de Stiftsnoei gaan we er vanuit dat er al 'leggers' zijn. Op deze houtachtige, bruine leggers groeien jonge scheuten die vrucht hebben gedragen. Tijdens de wintersnoei kiezen we die scheuten (de dikste en de sterkste) die worden aangehouden voor het volgende jaar. De overige takken worden weggesnoeid. Zorg wel voor een voldoende, onderlinge afstand tussen de overblijvende scheuten (stengels). Deze moeten worden ingekort, zodat er twee tot drie ogen op het overblijvende gedeelte van de stengel staan. -
Guyotsnoei
Bij de Guyotsnoei hou je in de winter 1 á 2 eenjarige takken. De andere takken worden radicaal weggeknipt. De 1 of 2 overgebleven takken worden ingenomen tot een lengte van ongeveer tachtig tot honderd centimeter en horizontaal aangebonden. Deze lengte bepaalt hoeveel uitlopende scheuten er in het voorjaar zullen verschijnen. En daarmee dus ook de opbrengst! Deze manier van snoeien is vooral bedoeld voor minder vruchtbare rassen. Ook voor rassen die slappe stengels maken is dit een goede manier. Let erop dat de takken die je wilt behouden zo dicht mogelijk bij de stam zitten. Door het aanbinden van de nieuwe legger, ontstaat het zogenaamde snoer. Deze kan bestaan uit een enkel of dubbel snoer, met daarnaast één of twee etages.